Celstraf voor bahá’í-leiders in Iran weer verhoogd naar twintig jaar

Zes maanden nadat hun gevangenisstraf in hoger beroep was teruggebracht van twintig naar tien jaar, hebben de zeven bahá’í-leiders in Iran te horen gekregen dat hun straf opnieuw is bepaald op twintig jaar cel. De internationale bahá’í-gemeenschap heeft geschokt en met afkeuring op dit nieuws gereageerd. ‘Wij kunnen bevestigen dat hen door de gevangenisautoriteiten is meegedeeld dat de uitspraak in hoger beroep nietig is verklaard’, aldus Bani Dugal, die de internationale bahá’í-gemeenschap vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in New York. ‘Er is nog niets schriftelijk meegedeeld aan de gevangenen, noch aan hun advocaten.’

In augustus vorig jaar werd de zeven na een kort proces een celstraf van twintig jaar opgelegd. In hoger beroep werd die straf teruggebracht tot tien jaar, omdat drie aanklachten (betrokkenheid bij spionageactiviteiten, collaboratie met de staat Israël en het overbrengen van geheime informatie aan vreemde mogendheden met het doel de staatsveiligheid in Iran te ondermijnen) werden afgewezen. Eén maand geleden kreeg de internationale gemeenschap nog te horen dat de straf voor de zeven bahá’í-leiders was teruggebracht van twintig naar tien jaar cel. Dat bleek uit een document dat door de Iraanse ambassade in Brussel werd gepresenteerd aan het Europees Parlement. Daarin stond te lezen dat de oorspronkelijk uitgesproken strafmaat van twintig jaar wegens ‘spionageactiviteiten gericht tegen de nationale veiligheid en het vormen van een illegale groepering’ later was herzien en ‘verminderd tot tien jaar gevangenisstraf’.

‘Ondanks herhaalde verzoeken heeft niemand ooit een officieel afschrift ontvangen van de oorspronkelijke uitspraak, noch van het hoger beroep’, aldus Bani Dugal. ‘Vanaf het moment dat de zeven bahá’ís dertig maanden onrechtmatig werden opgesloten, tot aan de weigering om de officiële uitspraak – na een proces vol grove onregelmatigheden – aan hun verdedigers te overhandigen, hebben de autoriteiten laten zien dat het besluit om zeer strenge straffen uit te spreken van tevoren was bepaald’, aldus Bani Dugal.

Wereldwijd is er door tal van landen, waaronder Nederland, Australië, Canada, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Nieuw Zeeland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, met afkeuring gereageerd op de gevangenisstraf voor deze zeven bahá’í-leiders. De Europese Unie en het Europese Parlement hebben zich achter de protesten geschaard, evenals tal van mensenrechtenorganisaties en andere groeperingen, religieuze leiders en ontelbare personen op individuele basis. Op 17 maart stuurden de buitenlandwoordvoerders van alle Nederlandse politieke partijen een brief aan het Iraanse parlement, waarin ernstige zorg werd geuit over de godsdienstvrijheid in Iran en een oproep werd gedaan om de zeven bahá’í-leiders vrij te laten.

De zeven bahá’í-leiders waren allen leden van een groep die op ad hoc basis was gevormd om de belangen van de Iraanse bahá’í-gemeenschap te behartigen, die de grootste religieuze minderheid in Iran vormt. Zij worden momenteel onder zeer slechte omstandigheden gevangen gehouden in de Gohardasht gevangenis, ongeveer vijftig kilometer ten westen van Teheran.

‘Het lijkt er op dat de omvangrijke internationale druk de Iraanse rechterlijke macht ertoe heeft aangezet om de oorspronkelijke straf te verlagen’, aldus Bani Dugal. ‘Nu zijn ze echter kennelijk tot de conclusie gekomen dat ze eenvoudig naar het oorspronkelijke plan kunnen terugkeren.’

Bani Dugal benadrukte in haar reactie op de nieuwste berichten uit Iran, dat de behandeling van de zeven bahá’í-leiders moet worden gezien tegen de achtergrond van toenemende en door de overheid gesanctioneerd aanzetten tot haat jegens de bahá’ís in Iran. Zakenpanden van bahá’ís worden in brand gestoken, pogingen worden ondernomen om bahá’ís uit hun huizen te verjagen, tal van andere burgerrechten worden geschonden en het aantal meldingen lijkt dagelijks toe te nemen. Er verblijven momenteel 79 bahá’ís in de gevangenis.

Klik hier voor meer informatie.