Veelgestelde vragen


De Iraanse Revolutie was een revolutie in Iran waarbij de dictatoriale, pro-westerse sjah Mohammed Reza Pahlavi werd afgezet ten gunste van, uiteindelijk, een islamitische republiek onder Ayatollah Ruhollah Khomeini. De revolutie vond plaats in twee fasen. In de eerste fase verdreef een alliantie van liberale, linkse en religieuze groeperingen de sjah. In de tweede fase, vaak de Islamitische Revolutie genoemd, greep Khomeini de macht.
De revolutie begon in november 1978, al waren er daarvoor ook diverse protesten geweest. Op 16 januari 1979 ontvluchtte de sjah Iran, al wendde hij het voor als een lange vakantie. Op 1 februari keerde Khomeini terug uit zijn ballingschap. Al vrij snel begon hij de pluralistische revolutie om te vormen naar een streven naar absolute macht voor de geestelijkheid.


Iran is sinds de revolutie een islamitische republiek. Het heeft een unieke staatsstructuur, die in geen enkel ander land voorkomt. De staatsstructuur is afgeleid van de staatsgodsdienst van Iran, het sjiisme De hoogste geestelijke leider moet uiteindelijk alle wetsvoorstellen goedkeuren. De raad der Hoeders fungeert samen met de religieus leider als het geestelijke gezag. Het parlement bestaat uit 290 zetels en er zijn eens in de vier jaar verkiezingen. Ook zijn er in Iran eens in de vier jaar presidentsverkiezingen. Zowel leden van het parlement als de president moeten eerst door de Raad der Hoeders worden goedgekeurd. Men kan dus stellen dat de religieus leider de werkelijke politieke macht in handen heeft bijgestaan door de Raad der Hoeders. De president kan alleen macht uitoefenen en zijn eigen agenda uitvoeren met goedkeuring van de geestelijken.


Nee, Iran is geen democratie zoals bijvoorbeeld Nederland. In Iran wordt men geacht zich te houden aan de Sharia (islamitische wetgeving) en dient men de islamitische revolutie te ondersteunen. De president en de regering worden door middel van verkiezingen gekozen. Echter, de Raad der Hoeders beslist of iemand zich kandidaat mag stellen voor de functie van president of parlementariër. Op papier beslist de president over wereldse zaken en de religieus leider, samen met de Raad der Hoeders, over de religieuze zaken. Aangezien de meeste wereldse zaken in Iran een religieus karakter hebben, is de religieus leider Ali Khamenei de eigenlijke machthebber in het land.
Na de herverkiezing van President Mahmoud Ahmadinejad in juni 2009 deden hardnekkige geruchten de rond dat de verkiezingen frauduleus waren verlopen. Demonstraties waarbij het volk vroeg om een hertelling van de stemmen werden bruut neergeslagen. De oppositieleiders die eerder nog door de Raad der Hoeders waren goedgekeurd worden sindsdien uitgesloten van het publieke debat. Vrijheid van meningsuiting, wat aan de basis ligt van een gezonde democratie, is in Iran ver te zoeken.


Moellah is vooral binnen het sjiisme, de Islamitische stroming die het in Iran voor het zeggen heeft, een religieuze titel. De moellah is een Islamitische geestelijke die de Koran en andere Islamitisch religieuze boeken heeft bestudeerd. Moellahs worden door moslims beschouwd als experts op elk gebied dat raakt aan het islamitische geloof. Aangezien er veel kan worden geïnterpreteerd als ‘rakend aan het geloof’ hebben Moellahs in de praktijk ook een zeer invloedrijke stem in wereldse zaken. De religieus leider en de Raad der Hoeders in Iran worden ook wel Moellahs genoemd.


Afwijkende meningen worden door de overheid niet getolereerd. Journalisten, schrijvers, wetenschappers en vrouwen- en gemeenschapsactivisten zijn het slachtoffer van willekeurige arrestaties, reisverboden, sluiting van hun niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) en pesterijen. Tevens worden minderheidsgroepen, waaronder bahai’ís en Koerden, ernstig onderdrukt. Discriminatie van minderheden en vrouwen is stevig verankerd in de wet en in de praktijk. Marteling en andere vormen van mishandeling zijn wijdverbreid in gevangenissen en detentiecentra. Honderden mensen worden er per jaar geëxecuteerd waaronder minderjarigen. Veroordelingen tot dood door steniging en tot amputatie en geseling worden nog steeds uitgesproken en uitgevoerd. Ook staan zware straffen op overtredingen van de islamitische wet zoals overspel, alcohol gebruik, homoseksualiteit en overtredingen van de voorgeschreven kuisheid (bron: Amnesty International).


In Iran zijn 98 procent van de mensen moslim (89% shiieten en 9% soennieten). De overige twee procent bestaat voornamelijk uit zoroastriërs, christenen, bahái’ís en joden. De Iraanse grondwet erkent de islam, het christendom, het jodendom en het zoroastrisme. Het bahái’í geloof (met ongeveer 350.000 aanhangers) wordt niet erkent en de aanhangers van dat geloof worden vervolgd en uitgesloten van onderwijs en werk. Ook mogen bahái’ís hun geloof niet uitdragen of banden onderhouden met geloofsgenoten in het buitenland. Op afvalligheid van de islam staat de doodstraf. Ook christenen die hun geloof praktiseren kunnen worden vervolgd wanneer zij ervan worden verdacht moslims te willen bekeren. De joodse gemeenschap (30.000) is kwetsbaar, onder anderen vanwege het rabiate antizionisme dat het Iraanse regime propageert.


In Iran wonen ongeveer 70,5 miljoen mensen, waarvan 51% Perzen zijn. Overige groepen die in Iran wonen zijn de Azeri’s (24%, 18 miljoen), Koerden (7%, 4 miljoen), Arabieren (3 miljoen), Baluchi’s (2%, 1,4 miljoen). Na de islamitische revolutie is de behandeling van minderheden in Iran slechter geworden. In perifere provincies komt het voor dat minderheden als de Koerden, Azeri’s, Turkmenen, Baluchi’s en Arabieren demonstreren tegen uitsluiting. Hun wensen variëren van genoegdoening over historische geschillen, tot meer programmering in hun taal en cultuur op de lokale televisie en radio, tot adequate vertegenwoordiging in het parlement. Velen in de Koerdische minderheid van Iran wensen meer autonomie.


Ondanks dat homoseksualiteit volgens President Mahmoud Ahmadinedjad in Iran niet bestaat (zoals hij in 2007 verklaarde) is het volgens het Iraanse strafrecht wel strafbaar. De straffen kunnen variëren van zweepslagen tot de doodstraf. Homo’s leiden een ondergronds bestaan. Vaak worden er door het Iraanse regime invallen gedaan bij mensen thuis als ze verdenken hebben dat er homoseksuele handelingen plaatsvinden.


In Iran bestaat geen wettelijke gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een voorbeeld hiervan is dat de getuigenis van een vrouw gelijk is aan de helft van die van een man. In Iran staat op overspel voor getrouwde vrouwen de doodstraf, in sommige gevallen door steniging. Volgens het islamitische strafrecht varieert de straf voor vrouwen met kleding die niet aan de islamitische voorschriften voldoet, van 10 dagen tot 2 maanden gevangenisstraf of een geldboete van 50000 Tuman (bron: Iran Future). Ondanks dat in Iran meer vrouwen dan mannen hoger onderwijs volgen, worden vrouwen ontmoedigd om een baan te zoeken. De afhankelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen is op die manier stevig in de maatschappij verankerd.


Het complete gebrek aan mensenrechten en het radicaal islamitische programma van het Iraanse regime beperken zich niet tot de Iraanse landsgrenzen. Iran bepleit een actieve export van haar islamitische revolutie. Gelijkgezinde terreurgroepen in Afghanistan, Irak, Libanon (Hezbollah), Palestina (Hamas en Islamitische Jihad) worden door de machthebbers in Teheran gefinancierd. Iran is de grootste staatssponsor van terroristische organisaties. Het agressieve beleid wordt gestaafd door de retoriek van President Mahmoud Ahmadinejad, die herhaaldelijk heeft opgeroepen te strijden voor een wereld zonder de Verenigde Staten en om Israël van de kaart te vegen.
Met kernwapens in handen wordt dit regime alleen nog maar gevaarlijker. De moellahs in Teheran zullen minder ontvankelijk worden voor druk van buitenaf, waardoor zij hun agressieve praktijken onbelemmerd zullen voortzetten. Daarnaast wordt door een Iraanse kernbom het Non Proliferatieverdrag, dat de verspreiding van kernwapens tegen moet gaan, nog verder ondermijnd. Het is dan ook erg zorgwekkend dat in navolging van het Iraanse nucleaire programma, verschillende landen in de regio hebben aangegeven een nucleaire macht te willen worden. In het reeds explosieve Midden-Oosten kan een nucleaire wapenrace rampzalige gevolgen hebben.


Iran heeft vanwege haar toetreding tot het Non Proliferatieverdrag (NPT) recht op een civiel nucleair programma. Sinds de onthulling van het Iraanse nucleaire programma zijn er echter tal van aanwijzingen dat het programma niet louter civiele doeleinden dient. Het bestaan van het nucleaire programma van Iran werd in 2002 door een dissidente Iraanse groep bekend gemaakt. Dit had het land overeenkomstig haar verplichtingen volgens het NPT moeten melden, maar het koos er voor het programma achttien jaar lang in het geheim te ontwikkelen. Als Teheran niets te verbergen had, zou het geen reden hebben om het programma te verhullen.
Iran zegt volledig met de IAEA (de organisatie die namens de VN toeziet op de naleving van het NPT) mee te werken. Dit klopt op de gebieden waar Iran toegang toe verschaft. Bij faciliteiten of onderdelen waar de IAEA vragen over heeft en om toegang of toelichting vraagt, stuit het keer op keer op Iraanse tegenwerking. Zo zijn er inlichtingen dat Iran werkt aan een kernkop voor raketten. Teheran weigert toelichting te verschaffen over de aanwijzingen, noch geeft het de inspecteurs toestemming om de aanwijzingen te onderzoeken. Verschillende VN Veiligheidsraadresoluties hebben tevergeefs van Iran geëist dat het land het verrijken van uranium staakt en openheid van zaken geeft.
In september 2009 werd onthuld dat Iran al jaren een geheime uraniumverrijkinginstallatie aan het bouwen is in de bergen bij Qom. Volgens het NPT was Iran verplicht geweest dit te melden. Het bestaan van de installatie is zorgelijk omdat het mogelijk maakt dat Iran in het geheim uranium verrijkt (dat voor een atoombom gebruikt kan worden) zonder dat de IAEA daarvan op de hoogte is. Daarnaast wekt het de verdenking dat er meer nucleaire installaties zijn waarvan Iran het bestaan verzwijgt.


Verschillende bronnen geven verschillende schattingen wanneer Iran over een kernbom zou kunnen beschikken. Begin 2011 gaf het hoofd van de Israëlische inlichtingendienst, Meir Dagan, aan dat hij verwachtte dat Iran binnen vier jaar over een atoomwapen kan maken. Die schatting werd echter al snel tegengesproken door Liam Fox, de Britse minister van Defensie, die zei dat het westen er van uit moet gaan dat Iran in 2012 over een atoomwapen beschikt.
De verwachting is dat Teheran er naar streeft om over alle materialen (voldoende verrijkt uranium, de technologie voor een bom en een geschikte medium) te beschikken om een bom samen te stellen. Als het alle puzzelstukjes voor een bom bezit, kan het regime binnen enkele maanden een bom maken. Zonder echt een bom te bezitten heeft Iran op dat moment wel de strategisch mogelijkheden alsof het een bom heeft. Het daadwerkelijk in elkaar zetten van een bom kan vervolgens worden uitgesteld tot het nodig is.


Het belangrijkste orgaan via welke de internationale gemeenschap stappen kan ondernemen is de VN Veiligheidsraad. Tussen 2006 en 2010 heeft de Veiligheidsraad vijf bindende resoluties aangenomen die het Iraanse nucleaire programma veroordelen. Resoluties 1696, 1737, 1747, 1804 en 1929 roepen Iran op om zich te houden aan het Non Proliferatieverdrag en het verrijken van uranium te staken. De Islamitische Republiek heeft hier geen gehoor aan gegeven, vandaar dat er sancties tegen Iran zijn ingesteld. Zo mogen lidstaten van de VN geen ondersteuning bieden aan het Iraanse nucleaire- en raketprogramma, mag Iran geen wapens exporteren of importeren, en zijn zware beperkingen gelegd op de Iraanse bank-, verzekerings-, en transportsector. Hiermee heeft de internationale gemeenschap duidelijk uitgedragen dat het de voortdurende weigering van Iran om haar internationale verplichtingen na te komen niet langer tolereert.


Het is belangrijk om een vreedzame oplossing te blijven zoeken voor de crisis omtrent het Iraanse nucleaire programma. De ‘dual track’ benadering die de internationale gemeenschap nastreeft, voorziet enerzijds in het in stand houden van het dialoog, en anderzijds in het opvoeren van de druk op Iran door middel van sancties. De EU 3 bestaande uit Frankrijk, Engeland en Duitsland, onderhandelt sinds 2003 zonder resultaat met Iran. Langzaam maar zeker is de internationale gemeenschap tot de conclusie gekomen dat Iran de onderhandelingen aanwendt om tijd te rekken, terwijl het almaar doorgaat met het ontwikkelen van haar nucleaire programma. Vandaar dat de VN Veiligheidsraad, de Verenigde Staten, de EU en andere landen, in 2010 verregaande sancties tegen Iran hebben ingevoerd.
Het dialoog met Iran heeft daarnaast ook een keerzijde. De leiders in Teheran wenden het dialoog met de internationale gemeenschap aan om zich te sterken door hun legitimiteit en internationale aanzien te verhogen. Terwijl het volk in Iran met geweld wordt onderdrukt, schudden wereldleiders, hopend op redelijkheid, de handen van de onderdrukkers. De gesprekken over mensenrechten die de EU voert met de moellahs in Teheran gaan nog veel verder terug dan de onderhandelingen over het nucleaire programma, met even weinig resultaat.


Het Iran Comité is van mening dat een oorlog ten alle tijden voorkomen moet worden. Een oorlog zou desastreuze gevolgen hebben voor de Iraanse bevolking en de regio. Militaire middelen zijn daarom een allerlaatste redmiddel. Juist om een oorlog te voorkomen moeten economische en diplomatieke middelen worden ingezet om het Iraanse regime onder druk te zetten en de democratie in Iran te bevorderen.