Terwijl het Iraanse ministerie van Handel zich grote moeite getroost om de handelsrelaties met onder andere Nederland te versterken, wordt ook in politiek Den Haag de roep steeds sterker om een verscherping van de economische sancties tegen de Islamitische Republiek die weigert zijn illegale nucleaire programma te stoppen.
Tijdens de behandeling van de begroting voor Buitenlandse Zaken, vorige week, werd terzake door de ChristenUnie, SGP en VVD een gezamenlijke motie ingediend. Daarin wordt de regering opgeroepen bij de Europese leden van de VN-Veiligheidsraad aan te dringen op aanvullende sanctiemaatregelen met name in de Iranese bancaire en financiële sector. In het geval dat aanvullende maatregelen van de Veiligheidsraad “al te lang op zich laten wachten” roept de motie de regering op “binnen de EU en met gelijkgezinde landen tot maatregelen te komen”. De Kamerleden achter de motie, Joël Voordewind (ChristenUnie), Kees van der Staaij (SGP) en Hans van Baalen (VVD), stellen dat meer druk op Iran nodig is om dat land ertoe te bewegen volledig te voldoen aan hetgeen het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA) van dat land vraagt. In dat verband wijzen de Kamerleden erop dat de internationale gemeenschap een tweesporenbeleid volgt “dat is gericht op dialoog en druk”.
Iraans handelscentrum
Op 14 november stelden de SGP-Kamerleden Bas van der Vlies en Kees van der Staaij de ministers van Economische en van Buitenlandse Zaken schriftelijke vragen over de vestiging van een Iraans handelsbevorderingscentrum in Rotterdam. Volgens berichten in de Iraanse media moet het centrum een bijdrage leveren aan een grotere handel en sterkere economische banden tussen Nederland en Iran. De Kamerleden willen van de ministers weten hoe de opening van zo’n kantoor zich verhoudt met het gegeven “dat Nederland handelscontacten met Iran niet wil bevorderen in verband met opgelegde VN-sancties en [dat Nederland] op onderdelen zelfs in het geheel géén handel met Iran wil en mag toestaan”. Tenslotte wijzen Van der Vlies en Van der Staaij op het feit dat Nederland een van de belangrijkste handelspartners van Iran is en vragen zij de ministers of “hiermee de gewenste druk op Iran niet [wordt] ondermijnd”.
Op 30 oktober ontving de Tweede Kamer van staatssecretaris Frank Heemskerk van Economische Zaken antwoord op eerdere Kamervragen van Van der Vlies, over het bezoek van een Iraanse handelsdelegatie aan Nederland. Dat bezoek vond plaats in het kader van de op 12 en 13 oktober onder auspiciën van de Verenigde Naties in Den Haag georganiseerde World Conference of Trade Promoting Organizations.
De staatssecretaris: “De Iraanse organisatie was uitgenodigd als lid van het International Trade Centre (ITC), een gezamenlijk agentschap van de WTO (World Trade Organization, red.) en UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development, red.). De ITC organiseert deze conferenties in samenwerking met gastlanden en werkte in dit geval samen met de EVD (Economische Voorlichtingsdienst, een onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, red.). Nederlandse overheidsbetrokkenheid was beperkt tot de organisatie van de multilaterale conferentie en het afgeven van visa aan delegatieleden. Als zodanig was deelname van de delegatie niet in strijd met het Nederlandse handels- en investeringsbeleid ten aanzien van Iran”.
In zijn antwoord op de Kamervragen verwijst de staatssecretaris naar de brief over het Iran-sanctiebeleid die minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen, mede namens Heemskerk, op 11 juni 2008 aan de Tweede Kamer stuurde. Daarin werd uiteengezet hoe de nieuwste sancties van de VN-Veiligheidsraad jegens Iran uitwerken op het overheidsinstrumentarium voor exportbevordering.
De tekst van Verhagens brief volgt hieronder.
“Met resolutie 1737 (2006) en 1747 (2007) legde de VN Veiligheidsraad reeds een aantal beperkingen op aan het handelsverkeer met Iran: economische contacten met concreet genoemde personen en entiteiten, alsmede handel in een aantal goederen is niet toegestaan. Deze sancties zijn vervolgens vertaald in EU-verordeningen en een nationale sanctiemaatregel.
Mede naar aanleiding van deze eerdere VNVR-sancties en de aanhoudende weigering van Iran te voldoen aan de daarin vervatte eisen van Veiligheidsraad om nucleaire verrijkingsactiviteiten op te schorten, heeft de regering vorig jaar reeds aangegeven dat het niet passend is om van overheidswege handelscontacten met Iran pro-actief te bevorderen. Hierover werd op 14 juni 2007 uitgebreid met uw Kamer van gedachten gewisseld naar aanleiding van een voorgenomen missie van het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering naar Iran. Deze lijn is in meer algemene zin ook neergelegd in de brief inzake «Internationaal Ondernemen» van de Staatssecretaris van Economische Zaken aan Uw Kamer van 7 maart jl. (kamerstuk 31 380, nr. 1). Daarin wordt gesteld dat actieve handels- en investeringsbevordering door de overheid niet plaats vindt ten opzichte van landen of gebieden waar VN-sancties van toepassing zijn. In dezelfde brief wordt aangegeven dat passieve ondersteuning van het bedrijfsleven in de vorm van verzekering/garanties en borgstellingen mogelijk blijft, tenzij sancties dit expliciet verbieden. Eén en ander past ook in het beleid ten aanzien van Iran dat reguliere economische contacten met Iran in beginsel doorgang moeten kunnen vinden.
Resolutie 1803 (2008) van 29 februari jl. raakt het Nederlandse exportbevorderinginstrumentarium. De resolutie legt de verplichting op de lidstaten om «waakzaamheid te betrachten bij het aangaan van nieuwe verplichtingen voor publiek verleende financiële steun aan handel met Iran, met inbegrip van het verlenen van exportkredieten, garanties of verzekeringen, aan hun onderdanen of entiteiten die bij dergelijke handel betrokken zijn, teneinde te voorkomen dat dergelijke financiële steun bijdraagt aan proliferatie-gevoelige nucleaire activiteiten, of aan de ontwikkeling van overbrengingsmiddelen voor nucleaire wapens […].
De voorwaarden voor het verkrijgen van exportkredietverzekering (EKV) waren reeds voor aanname van de resolutie aanmerkelijk aangescherpt vanwege de toegenomen financieel-economische en politieke risico’s. Bovendien werd reeds grote terughoudendheid betracht bij het in behandeling nemen van nieuwe verzekeringsaanvragen met betrekking tot Iran.
Implementatie van het bepaalde in Resolutie 1803 ten aanzien van exportkredieten, garanties of verzekeringen geeft echter aanleiding tot de volgende aanvullende maatregelen.
Bij het verlenen van nieuwe polissen, zal in het licht van VN-resolutie 1803 (2008) expliciet op case-by-case basis worden nagegaan of de Iraanse partners voorkomen op de door VN en EU vastgestelde lijsten met personen en entiteiten waaromtrent aanwijzingen bestaan dat deze betrokken zijn of waren bij Iraanse proliferatie-gevoelige nucleaire activiteiten danwel bij overbrengingsmiddelen. Komt de Iraanse wederpartij op de lijsten voor, dan zal geen EKV-dekking kunnen worden geboden.
Om voor EKV dekking in aanmerking te komen zal de exporteur daarnaast moeten overleggen:
1) Een verklaring van het ministerie van Economische Zaken dat een levering niet onder de vergunningsplicht valt. Of 2) Een vergunning van het ministerie van Economische Zaken.
Tevens zal geen buitenlands bestanddeel van buiten de EU meer worden geaccepteerd, tenzij het desbetreffende buitenlandse bestanddeel in Nederland verder wordt verwerkt en onder het controleregime van een EU-lidstaat valt als het naar Iran wordt verscheept. Er bestaat namelijk niet altijd voldoende zekerheid over de aard en de mogelijke toepassingen van de onderliggende goederenstromen van derde landen rechtsreeks naar Iran. Aangezien de VN-resoluties door de Europese lidstaten uniform worden geïmplementeerd is ervoor gekozen om deze maatregel bij de EU af te bakenen.
Ook aanvragen voor overheidsondersteuning in het kader van regelingen die in beginsel openstaan voor Iran, zoals bijvoorbeeld de Regeling Herverzekering Investeringen (RHI) en het Programma Economische Samenwerking (PESP) zal zorgvuldige toetsing plaatsvinden teneinde zeker te stellen dat de steun niet in strijd is met het bepaalde in VNVR resolutie 1803.
De discussie in Brussel over de precieze implementatie van een aantal overige elementen uit genoemde VN-sanctieresolutie (die raken aan de bevoegdheden van de Europese Gemeenschappen) is nog niet afgerond en kan eventueel van invloed zijn op bovenstaande lijn. Aangezien de VN-verplichting voor waakzaamheid ten aanzien van overheidsfinanciering de Nederlandse overheid evenwel rechtstreeks bindt, zijn de sancties op dat punt direct vertaald in het Nederlandse beleid. De regering heeft uw Kamer derhalve nu reeds willen informeren over deze beleidsaanpassingen.”
![Tweede Kamermotie roept op tot verscherpen sanctiebewind tegen Iran Terwijl het Iraanse ministerie van Handel zich grote moeite getroost om de handelsrelaties met onder andere Nederland te versterken, wordt ook in politiek Den Haag de roep steeds sterker om een verscherping van de economische sancties tegen de Islamitische Republiek die weigert zijn illegale nucleaire programma te stoppen. Tijdens de behandeling van de begroting voor Buitenlandse Zaken, vorige week, werd […]](http://irancomite.nl/wp-content/uploads/2011/03/tweede_kamer1-475x250.jpg)
