Iran gaat door met barbaarse doodstraffen

Activist Ghaemi: Rechterlijke macht in houdgreep van conservatieven

Iran heeft vorig jaar opnieuw méér mensen omgebracht dan een jaar eerder. Uitzicht op afschaffing van de grootste uitwassen is er niet.

De score van deze week: maandag en dinsdag twaalf executies, woensdag tien. Iran laat er aan het begin van het jaar geen gras over groeien en knoopt de ene na de andere misdadiger op. Het gaat sneller dan in 2008, een recordjaar (zie kader).

Hadi Ghaemi zucht diep. De doodstraf is misschien wel het ernstigste humanitaire probleem in Iran, vindt de coördinator van de International Campaign for Human Rights in Iran, een netwerkorganisatie die vanuit New York mensenrechtenschendingen in Iran in kaart brengt.

Heel ernstig is het gebrek aan juridische transparantie, vindt Ghaemi. „De rechtbanken in Iran opereren uitermate ondoorzichtig. Neem de zomer van vorig jaar– er werden toen 29 mensen op één dag opgehangen. Van tien van hen zijn de namen bekendgemaakt, van de overige negentien ontbrak elke informatie: wie het waren en waarom ze waren veroordeeld.”

Er zijn meer redenen om het beleid van Iran, dat vorig jaar zeker 319 mensen ombracht, te veroordelen. „De methodes die gebruikt worden, zijn afschuwelijk. Steniging staat in het wetboek, en het is bijvoorbeeld ook mogelijk iemand ter dood te brengen door hem van een hoogte naar beneden te smijten. In 2007 zijn er twee mannen tot die straf veroordeeld, hoewel we niet weten of het vonnis ook voltrokken is.”

Steniging komt niet vaak voor, maar juist vorige maand moesten drie mannen eraan geloven in het noordoostelijke Masjaad. Eén veroordeelde wist te ontsnappen, de andere twee kwamen aan hun gruwelijk einde.

Het zijn barbaarse straffen, vindt Ghaemi, die niet precies weet wie eigenlijk verantwoordelijk zijn voor het gooien van de stenen (die niet zo groot mogen zijn dat iemand direct dood gaat, maar ook niet te klein). „In Masjaad waren het voor zover ik weet overheidsfunctionarissen, bij een zaak twee jaar geleden gooide een rechter mee.”

Ghaemi benadrukt dat de praktijk in Iran niet onomstreden is. „Er vindt discussie plaats binnen de sjiitische geestelijkheid”, zegt hij. „Bovendien heeft de hoogste baas van de rechterlijke macht, Ayatollah Sjaroedi, in de afgelopen jaren richtlijnen uitgegeven die het gebruik van steniging, maar bijvoorbeeld ook het executeren van minderjarige daders (voorlopig) verbiedt.”

Die richtlijnen moeten omgezet worden in wetten, zodat alle rechters zich eraan houden. Maar dat gaat in Iran zomaar niet. Sjaroedi staat in de praktijk vrij machteloos, vertelt Ghaemi. Er zijn machtige opposanten, ultraconservatieve figuren die hoge posities bezetten binnen het Hooggerechtshof (dat doodsstraffen moet goedkeuren) en de verschillende religieuze raden die in Iran de dienst uitmaken.

Ghaemi ziet het daarom somber in. „Het Islamitisch Wetboek van Strafrecht is vijftien jaar geleden ingevoerd, en alleen op voorlopige basis omdat het zo rigoureus verschilde van het vorige wetboek. We zitten nu juist in de evaluatiefase, maar je ziet dat de aanpassingen die in het parlement behandeld worden de zaak alleen maar erger maken.”

„De doodstraf wordt verbreed, zodat afvalligheid, en sommige vormen van internetcriminaliteit er ook onder vallen. Dit is hét moment om de wet ten goede te veranderen, maar je ziet wat er gebeurt: ze bewegen de tegenovergestelde kant op.

Bron: Trouw