Internationale veroordeling van zware celstraffen Iraanse Bahá’í-leiders

bahai-leiders Overheden en mensenrechtenorganisaties hebben de zware celstraffen veroordeeld, die naar verluidt zijn opgelegd aan de zeven bahá’í-leiders in Iran. Australië, Canada, Frankrijk, Duitsland en de voorzitter van het Europese Parlement hebben in krachtige verklaringen hun grote bezorgdheid over het lot van de zeven bahá’ís uitgesproken. Zij roepen de Iraanse overheid op om de gevangen bahá’ís op borgtocht vrij te laten en het proces nietig te verklaren. Daarnaast wordt Iran gevraagd aan te tonen dat het proces tegen de zeven bahá’ís eerlijk was en in overeenstemming met internationaal aanvaarde juridische regels.

 

Lawrence Cannon, minister van Buitenlandse Zaken in Canada, zei dat zijn land “diep geschokt” was over het vonnis dat werd uitgesproken zonder een op schrift gesteld oordeel of een behoorlijke rechtsgang. Hij drong er bij Iran op aan de gevangenen op borgtocht vrij te laten.

 

Duitsland beschreef de uitkomst van de rechtszitting als een enorme tegenslag voor al diegenen die zich inzetten voor de bevordering van de menselijke waardigheid en de mensenrechten in Iran. Markus Loning, belast met mensenrechten en humanitaire hulp op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Duitsland, zei dat Iran het vonnis nietig moet verklaren en moet zorgen voor een eerlijk en transparant proces. ‘Er zijn grote twijfels of het proces in overeenstemming was met basale juridische regels’, zei hij.

 

Frankrijk sprak zijn ‘verbijstering’ uit over de opgelegde celstraf van twintig jaar. Tijdens een persconferentie verklaarde de woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken dat de Iraanse autoriteiten moeten ophouden met de vervolging van bahá’ís en andere religieuze minderheden. ‘Zij dienen de vrijheid van godsdienst en geweten te respecteren, zoals die is gedefinieerd in het Internationale Verdrag inzake burger- en politieke rechten, dat ook door Iran is ondertekend.’

 

Ook Australië uitte zijn grote bezorgdheid over de uitgesproken celstraffen. ‘Wij blijven Iran vragen om te verzekeren dat rechtszaken eerlijk en transparant zijn en worden gehouden in overeenstemming met de internationale verplichtingen die Iran is aangegaan’, aldus een woordvoerder van het Australische Departement van Buitenlandse Zaken en Handel.

 

In een verklaring noemde de voorzitter van het Europese Parlement – Jerzy Buzek – de veroordelingen ‘een schokkend signaal en een enorme teleurstelling voor al diegenen die hoopten op een verbetering van de mensenrechtensituatie in Iran’. Hij stelde vast dat Iran zich gecommitteerd heeft aan internationale standaarden en onderstreepte dat daarbij het respect voor en de bescherming van religieuze vrijheid zijn inbegrepen.

 

Ook internationale mensenrechtenorganisaties hebben zich gevoegd bij het koor van protesten, dat zich de afgelopen dagen heeft laten horen na de berichten over de veroordeling van de bahá’ís in Iran. De Internationale Campagne voor Mensenrechten in Iran zei de veroordeling van de bahá’í-leiders te beschouwen als ‘politiek gemotiveerd, discriminerend, onrechtvaardig en onwettig naar zowel Iraans als internationaal recht’. Woordvoerder Aaron Rhodes omschreef het vonnis als volgt: ‘Zij zijn veroordeeld omdat ze bahá’ís zijn en nergens anders om. Hun gevangenschap is daarom een uiting van een beleid dat gericht is op de onderdrukking van het Bahá’í-geloof en zijn aanhangers’.

 

Amnesty International beschreef de bahá’í-leiders als ‘gewetensgevangenen die louter gevangen zijn gezet om hun geloofsovertuiging of om hun vredelievende activiteiten uit naam van deze vervolgde minderheid’. ‘De zeven zijn maanden gevangen gehouden zonder dat hen iets ten laste werd gelegd, totdat zij onderworpen werden aan een proces dat een parodie op een rechtszitting was. Ze moeten onmiddellijk worden vrijgelaten’, zo sprak Hassiba Hadj Sahraoui, Amnesty’s plaatsvervangend directeur Midden-Oosten en Noord-Afrika.

 

De International Federation for Human Rights (FIDH) en de Iranian League for the Defence of Human Rights (LDDHI) hebben in een verklaring de Iraanse overheid gevraagd ‘te werk te gaan in overeenstemming met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als ook met internationale bepalingen ten aanzien van mensenrechten, die door de Islamitische Republiek van Iran zijn ondertekend.

 

Human Rights Watch eiste van de Iraanse rechters de onmiddellijke vrijlating van de zeven bahá’ís, gezien het feit dat er nimmer bewijzen tegen de zeven zijn geleverd en dat zij geen eerlijk en openbaar proces hebben gehad. ‘Al ruim twee jaar zijn de Iraanse autoriteiten geheel in gebreke gebleven om ook maar de geringste bewijslast boven tafel te brengen die een veroordeling van de zeven bahá’ís zou rechtvaardigen, laat staan een celstraf van twintig jaar’, aldus Joe Stork, vertegenwoordiger van Human Right Watch in het Midden Oosten. ‘De onmiddellijke vrijlating van de zeven leiders zou een goede start zijn’.

 

Diane Ala’i, vertegenwoordiger van de bahá’ís bij de Verenigde Naties in Genève, zei dat de wereldwijde bahá’í-gemeenschap de blijken van steun enorm waardeerde. ‘Deze verklaringen geven aan dat een toenemend aantal mensen van alle rassen en godsdiensten over de gehele wereld willen dat er rechtvaardig wordt opgetreden in Iran, niet alleen voor bahá’ís maar voor alle burgers die te maken hebben met grove schendingen van mensenrechten’, zei zij. ‘Hoe lang nog zullen de Iraanse autoriteiten doof blijven voor de stemmen die alom opklinken?’

 

 

Den Haag, 12 augustus 2010

 

 

Voor meer informatie: http://news.bahai.org/story/780

Nederland bezorgd over lot Baha’i-leiders Iran

Nieuwsbericht | 12 augustus 2010 | Mensenrechten

Nederland is zeer bezorgd over het lot van 7 leiders van de Baha’i-gemeenschap in Iran. De zeven worden ervan beschuldigd ‘vijanden van God’ te zijn en zouden volgens recente berichten tot 20 jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld.

Nederland is bezorgd over de gebrekkige uitvoering van de rechtsgang in de zaak van de 7 Baha’i-leiders en vreest dat de arrestatie en veroordeling voortkomt uit discriminatie op basis van geloofsovertuiging.

De Baha’i zijn een religieuze minderheid in Iran die sedert de islamitische revolutie in 1979 vanwege de geloofsovertuiging wordt vervolgd. De afgelopen tijd is deze vervolging verder toegenomen.

“Dat deze mensen veroordeeld lijken te zijn vanwege hun geloof is schokkend” aldus Minister Verhagen. “Ik roep de Iraanse autoriteiten op zich te houden aan hun internationale verplichtingen op mensenrechtengebied. De Baha’i-leiders hebben recht op een eerlijk proces en dienen zo snel mogelijk vrijgelaten te worden.”

De zeven, Behrouz Tavakoli, Saeid Rezaie, Fariba Kamalabadi, Vahid Tizfahm, Jamaloddin Khanjani, Afif Naemi en Mahvash Sabet, zitten al sinds mei 2008 gevangen. Ze zijn officieel aangeklaagd wegens spionage en activiteiten tegen de nationale veiligheid.

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken