PERSBERICHT: Bahá’í-gemeenschap Nederland
Den Haag, 10 augustus 2012 – ‘Karakteristiek en alarmerend’. Deze termen gebruikt de internationale bahá’í-gemeenschap voor de dramatische verscherping van de vervolgingen van bahá’ís in de Iraanse stad Semnan.
Tientallen aanvallen zijn er ondernomen tegen de bahá’ís in Semnan sinds 2009 door autoriteiten, semi-officiële groeperingen en agenten in burger. Ten minste 30 bahá’ís zijn gearresteerd, van wie verscheidene zijn veroordeeld tot lange celstraffen. Huizen en winkels waren doelwit van brandstichters en talrijke ondernemingen van bahá’ís zijn door de autoriteiten gesloten.
Bahá’ís in de stad worden ook bij voortduring geïntimideerd, hetgeen blijkt uit het feit dat ze constant en nauwlettend worden gevolgd door veiligheidsagenten. Ze hebben te maken met haatpreken van geestelijken, het uitschelden van bahá’í-kinderen en vandalisme op bahá’í-begraafplaatsen.
‘Het lijkt er op dat de Iraanse autoriteiten in Semnan de bahá’ís bijzonder intensief onderdrukken door officiële en semi-officiële elementen te mobiliseren en te coördineren’, aldus Bani Dugal, die de internationale bahá’í-gemeenschap vertegenwoordigt bij de Verenigde Naties in New York. ‘Er zijn diverse overheidskantoren en departementen bij betrokken, alsmede de politie, de gerechtshoven, lokale autoriteiten en de geestelijkheid. Deze gecoördineerde aanpak is zowel karakteristiek als alarmerend. Het doel is om het overheidsbeleid nog verder te versterken, dat er op is gericht de vooruitgang en de ontwikkeling van de bahá’ís in Iran te blokkeren’.
Voor bahá’ís in Iran is onderdrukking van hun geloof al iets waarmee ze moeten leven sinds het midden van de negentiende eeuw. Maar sinds de Iraanse revolutie in 1979 is de vervolging van bahá’ís een door de staat ondersteunde strategie, die uitmondt in ontelbare acties tegen de bahá’í-gemeenschap, arrestaties en celstraffen. De systematische campagne tegen de bahá’ís verhevigde in 2005 en escaleerde nog verder in de jaren 2008 en 2009.
In de stad Semnan waren de aanvallen tegen de bahá’ís groter in aantal dan in andere steden, zeker in de jaren 2008 en 2009. Zeker twintig huizen van bahá’ís werden doorzocht door de autoriteiten, waarbij bahá’í-materiaal, computers en mobiele telefoons in beslag werden genomen. Negen bahá’ís van wie de huizen werden doorzocht belandden in de cel op basis van valse aanklachten, die te maken hadden met het feit dat zij tot de bahá’í-gemeenschap behoorden.
Sinds 2009 zijn 26 bahá’ís in Semnan veroordeeld tot gevangenisstraffen, die bij elkaar opgeteld meer dan zeventig jaar bedragen. Acht verblijven er nu in de cel, omdat ze onlangs zijn veroordeeld tot straffen variërend van zes maanden tot zes jaar. Eén bahá’í kreeg binnenlandse ballingschap opgelegd, nadat hij zijn gevangenisstraf had uitgezeten. Vier anderen zijn op borgtocht vrijgelaten en acht bahá’ís in Semnan zijn veroordeeld maar wachten op de uitkomst van het hoger beroep of op een oproep zich te melden bij de gevangenis om hun straf uit te zitten. Verscheidene anderen zijn ondervraagd. Drie maanden geleden werd Adel Fanaian veroordeeld tot zes jaar cel, vanwege het feit dat ‘hij een gevaar vormde voor de nationale veiligheid en propaganda maakte tegen de regering van de Islamitische Republiek Iran’. Deze aanklachten zijn slechts gebaseerd op het feit dat hij klassen probeerde op te zetten voor de morele ontwikkeling van kinderen en op zijn pogingen om jonge bahá’ís te helpen bij het verkrijgen van hoger onderwijs. Bahá’í-jongeren worden vanwege hun geloof niet tot universiteiten toegelaten.
Bani Dugal stelde overigens vast, dat ondanks de haatcampagnes tegen de bahá’ís in Semnan, de meerderheid van de bevolking niet vijandig tegenover de bahá’ís staat en dat velen omgang met ze zoeken. ‘Inderdaad hebben veel bahá’ís moslims als familielid of vriend’, zo zei zij. ‘De situatie moet nauwkeurig onderzocht worden door al diegenen die herstel van een eerlijke rechtsgang en respect voor mensenrechten in Iran beogen. De aanvallen die worden uitgevoerd door semi-officiële elementen en agenten in burger geven andermaal blijk van de verraderlijke pogingen van de Iraanse overheid om de spot te drijven met de internationale standaarden van gerechtigheid zonder openlijk de aandacht op zichzelf te vestigen’.
“Wij doen een beroep op regeringen overal ter wereld om Iran te veroordelen voor de schaamteloze schendingen van mensenrechten. Rechten die vast zijn gelegd in internationale verdragen, die ook door Iran zijn ondertekend.”
Er is een speciale site gemaakt waarin de situatie van de bahá’ís in Semnan minutieus is omschreven en vastgelegd:
http://news.bahai.org/human-rights/iran/semnan/
Bron: http://news.bahai.org/story/920